De overheid probeert al jarenlang efficiënt met beschikbare industrieterreinen om te gaan. Een belangrijke vraag daarbij is hoe oppervlakte binnen een gezoneerd industrieterrein moet worden verdeeld. Afhankelijk van de mate van hinder voor de (woon)omgeving moet een grotere afstand tot geluidsgevoelige bestemmingen worden aangehouden. Bij nieuwe industrieterreinen kan eenvoudig door fysieke ruimte tussen de bedrijven en de geluidsgevoelige bestemmingen hinder worden voorkomen. Echter, bij bestaande, gezoneerde industrieterreinen ligt dit niet zo eenvoudig. Het blijkt moeilijk om een juridisch bindende regeling vast te stellen, waardoor bedrijven met een zeer zware geluidsbelasting op het industrieterrein kunnen worden geweerd. Het kan daardoor voorkomen dat een bedrijf zoveel geluid produceert, dat binnen de geluidszone geen geluidsruimte voor andere bedrijven beschikbaar is. Ondanks dat feitelijk niet alle percelen binnen het industrieterrein zijn benut. Dit, terwijl via het ruimtelijk spoor het ontwikkelen van nieuwe industrieterreinen wordt bemoeilijkt en wordt ingezet op het verbeteren van de bestaande industrieterreinen.
In dit artikel wordt allereerst de wetgeving en bevoegdheden met betrekking tot gezoneerde industrieterreinen beschreven. Daarna wordt ingegaan op de doelstellingen van de (rijks)overheid ten aanzien van bestaande en nieuwe industrieterreinen. Vervolgens wordt beschreven welke problemen er spelen met het beheer van de ruimte binnen de geluidszone. Tot slot worden de mogelijke oplossingsrichtingen voor dit probleem beschreven.
Meer info: Jurisprudentie Milieurecht; Sdu Uitgevers (www.sdu-jm.nl)
Door Janike Haakmeester en Aneta Krikke